O om altijd een grapje te kunnen maken van dit soort zaken, om te kunnen lachen, zo lang en zo hard dat je er buikpijn van kreeg of in je broek plaste, om elkaar te stompen op de schouder zo hard dat je omviel, o om altijd de zonnige kant te zien, na die intens zwarte en loodzware zaken. Zijn humor was niet verdwenen, hij had een bewonderenswaardige opmerkingsgave, het derde oog, de camera, en het was ook niet zo dat over alle dingen in het leven een waas lag, dichte mist bijna, of dat hij er niet bij kon komen, behalve die camera stond er niets in de weg. Het was zelfs zo dat het uitvergroten van de problemen, hoewel, wie deed dat, ze waren gewoon groot, overging in het overdreven benadrukken van luchtiger zaken zodat er een slapstick effect ontstond. Hij zag dingen die niet gebeurden, laten we het zo zeggen. En omdat die gebeurtenissen door de echte liepen en ook nog eens zijn herinneringen zich mengden, werd het nog voller in zijn hoofd, hij kon zelfs niet meer toestaan dat de schrijver haar vingers voor iets anders gebruikte dan schrijven.

(55, uit boek 9, het manuscript ligt bij de proeflezer)