Mijn bladerloze schaduw mijdt het water
Ziezo hè hè, de eerste regel staat er.
en speurt de witte angst van eeuwen later
Ga weg! Ga spelen met je transformator!
Je ziet toch dat je moeder zit te dichten.
ik wend mij af en doof mijn vale lichten
ik heb tedúm tedúm tedúm geweten
Dat vul ik later in. Na ’t middageten.
mijn weemoed maakt de koele vlinders wakker
van mijn getooide zelf. Daar is de bakker!
Zeg maar: een halfje bruin en een heel wit.
o grijze schim die daar zo heilloos zit
ik zie mijn grijze droefheid aan de kim
Da’s tweemaal grijs. Dat kan niet. naakte schim
aan wie ik al mijn zachte treurnis zeg
En nog een rol beschuit! O is ie weg?
als dauw die druppelt van de trage bomen
Als jij nog één keer binnen durft te komen,
dan krijg je geen vanillevla vanavond!
zo druppelt in dit hart te zeer gehavend
Je moeder dicht. Ze heeft geen tijd, totaal niet.
Als vader thuiskomt gaat het helemaal niet.
Je moeder zou een Shakespeare kunnen zijn.
Ze is het niet. Dat komt door jouw gedrein.
Daar gaat ie weer. O humtum klaar en koel
in ‘t land van late regen en ik voel
mijn schamelheid. Een heer met een kwitantie?
Zeg maar: m’n moeder is met kerstvakantie.
mijn schamelheid. Wat is dat? Hoofdje zeer?
M’n schatje toch….Gevallen met je beer?
Je moeder komt…. Na na …..daar is ze al.
Wees nou maar zoet – ’t genie staat weer op stal.

Annie MG Schmidt: Moeder dicht,
uit: Huishoudpoezie en meer