Zo vrees’lijk als ik lachen moest gisteravond
Om dat ‘kerstvakantie’ en dat

‘heilloos zit’, zo kan ik ook opeens in mezelf
Zitten giechelen om

Een aktie ’s avonds laat, ik bekleed een stoel
En neem en passant

Een jurkje mee, terwijl een halve dag daarvoor
Stof en stoel, jurk en heil

Ver verloren ligt in geen enkele vakantie, geen
Vrijaf wordt gegeven voor

Welke moeder dan ook, welke geliefde dan
Ook, welk kind

Dan ook, ‘hola, waar is mijn cola’ zei een
Jongetje eens terwijl

Hij over mij heen klauterde, ik ben voor geen
Enkel ander gedicht gezwicht