Hoewel iedereen de afstand wil overbruggen
Als ze tenminste bestaat, elders dan

Alleen in mijn hoofd, mij tegemoet wil komen
Met appelgebak, warme wijn en

Twee uitgelaten kindertjes die luisteren later
Naar dinosaurussen die allang

Zegt de een, niet meer leven hoor, gewoon omdat
Zegt de ander, ze al dood zijn

De een links van mij, de ander rechts terwijl ze
Aan de stripjes papier trekken zodat

Een tong tevoorschijn komt, een half been, een
Skelet, een varen

Een geruststelling als wel een nieuwe vondst
Blijf ik opnieuw liever

Prooi dan jager en voor half dood achter, tot
Ik weer veilig thuis ben