Van alles passeert ons: bootjes die net
Onder de brug passen met hele gezinnen die
Bevoorraad en zingend

Naar een volgende brug gaan, vaders met
Lange kabels waaraan spartelende kinderen
Vanuit een rubberbootje, een

Speedboot, een fluisterschuit, twee meisjes
In een luchtbel, rollend van kant naar kant
Met blote voeten kletsend over

En dan de punters met alleen een zwijgende
Nors kijkende boer, een klein meisje met
Een zwemband, een leeg

Lopende krokodil in het rose, niet alleen ons
Passeert het, ook het lijf onder de hangende
Takken in het park, zes

Mensen op het bankje tussen het gele gras
De brommer uitgezet, voorbij de prullenbak
Een plastic bloemen fiets