Er is een boom geveld met lange groene lokken.
Hij zuchtte ruisend als een kind
terwijl hij viel, nog vol van zomerwind.
Ik heb de kar gezien, die hem heeft weggetrokken.

O, als een jonge man, als Hector aan de zegewagen,
met slepend haar en met de geur van jeugd
stromend uit zijn schone wonden,
het jonge hoofd nog ongeschonden,
de trotse romp nog onverslagen.

Maria Vasalis, Aan een boom in het Vondelpark,
uit: Vergezichten en gezichten