Zou mijn mamma’s hand die mij, langzaam, loslaat
Niet al lang vervangen moeten zijn door

De mollige struktuur van mijn kinderen, het romig
Witte vel van hun jonge huid

De warmte waarmee zij mij liefkozend wurgen, de
Hitte van hun betoog

Of ook wel de klamme zekerheid van hun bestaan:
Het doel tot overleven, de wereld

Hanteerbaar te maken, de lucht open en blauw; zij
Mij aankijkend alsof zij niet langer

Dat mij verwijt: haar alleen te hebben gelaten op de
Weg van huis naar erf