Je vermeed zorgvuldig de woorden die spoedig ons persoonlijke altaar zouden worden. Ik had ze al vaak uitgesproken, ze als muntstukken in een wensput laten vallen, in de hoop dat ik zelf werkelijkheid zou worden. Ik had ze al vaak uitgesproken, maar niet tegen jou. Ik had ze als vergeet-me-nietjes geschonken aan meisjes die beter hadden moeten weten. Ik had ze gebruikt als munitie en pasmunt. Ik vind mezelf geen huichelachtig type, maar als ik zeg dat ik van je hou en het niet meen, wat ben ik dan anders? Zal ik je koesteren, je aanbidden, plaats voor je maken, mezelf beter maken voor jou, naar je kijken en je altijd zien, je de waarheid vertellen? En als liefde dat alles niet is, wat is liefde dan?

Jeanette Winterson: Written on the Body