Er is weinig anders dat ik kan: wat geneurie
Op het juiste moment, klossend van de trap

De ene ruimte met de andere verbindend, dat
Wat ik zojuist uitgescheurd

Op tafel lei, vouwt zich tot een vliegtuigje en
Landt op mijn computer, lach

En noteer mij dan, kletsend met het hoofd
Gedraaid de wakkere zoon, laatste

Inwoner en dan nog tijdelijk, alles daarbuiten
Rood en goud en warm

Zwoel bijna en dan voorzichtig glijdend over
Ons loof, oogst binnen

En dan ik zingend, voller, zo weinig anders
Dat ik kan