Als ik alleen de deur open doe voor de postbezorger
Die de pakketten voor de buurman in mijn hal tot
Verontrustte torens bouwt

Zijn oranje shirt gespannen over de zwetende torso
Waarvan het haar bij de openingen naar buiten kroelt
De veters half los in

De afgetrapte gympen, de tien armbandjes om de
Linkerpols, als ik dan alleen de deur open voor de
Warmte van

De straat en zijn lijf, de ogen stekend in de mijne en
Wat loos gepraat over de tattoos op mijn huid die hij
Ook wel wilde als hij

De pijn zou kunnen weerstaan – kan ik mee om zijn
Hand te houden? -, dan is ook alleen voor hem het
Omhooggeschoven shirt

Zodat hij de kinderen telt op mijn lijf, de zwaluw, de
Engel, de robijnen, sterren, rozen en niet met zijn
Vingers maar alleen

Met zijn adem mij beroert, even twijfelt nog en dan
Zegt een kruis te willen, daar, en ik de positie met mijn
Hand bedek