De aarde is nog zo zacht als vroeger, het mos
Tussen het gras, het lichte groen van

Toen, de paden overwoekerd met nieuw leven
Omhoog kruipend loof

Bedekte bomen met voedsel zoekend gebladerte
Nieuwe vruchten keihard nog tussen

Lussen van blauw en bruin, de sikkel van een
Nieuwe maan bovenop ons

Dak, dat we toen niet wisten hoe het eens
Verdwijnen zou: dit kostbare

Kleinood dat zo zorgvuldig door mijn moeder
Werd bijeengeharkt, geveegd

Gesnoeid, door mijn vader overhoop geschoffeld
Omgespit, opengesteld, door ons

Kinderen ontdekt, bespeeld, besprongen, beklommen
En nu dan

Prijsgegeven aan, de spinnen kruipen onderweg
Uit mijn boeketten

In mijn hals haar kriebelende liefde, ze wil terug
Terug