Als de dichter denkt dat hij misschien eindelijk
Thuis is binnen die zes houten planken die hem
Bij het einde resten en konstateert dat
De mens een nietig, onbeholpen iets is terwijl hij
Omringd werd door land en voorwerpen van eeuwige
Schoonheid en vriendschap,
Levenslang, en wij achterblijvers praten over de
Troost van woorden of hoe we ons gaan presenteren
Aan het volk terwijl wij
Weten dat we dat helemaal niet willen, wij hebben
Alleen onszelf, herinner ik me de eenzaamheid
Waarmee ik ons
Omgeef, het schuilen onder de overvolle bessen-
Struiken terwijl mijn vader het vuur hoog stookt
De afgebroken takken na de storm
De hand waarmee hij het haar uit zijn oog streek
En dan de peinzende blik, niet naar het vuur of
Haar gevaar, maar naar de verte
Reacties door alja
vaak ongewild
dank Frank
het verkeerde perkje
bij alles dat W. vertelt, zegt hij 'maak daar maar ...
hoe lief tegelijkertijd
dank Leonore
de 2e column voor de site van Pom Wolff
Hij is er nog, speelt piano en leest! Dank voor ...
mijn veiligheid
ik houd in alle opzichten meer van het suggestieve, x