In de nacht lig ik voor mijn druppende wastafel
Die net voordat ik Hem trots wil vertellen dat ik het
Heus wel allemaal zelluf kan, opnieuw het tergend
Geluid maakt

In de ochtend lig ik daar opnieuw, ik droomde
Dat een half brood mij afhandig werd gemaakt en
Een intimiterende toon drukte mij tegen de muur
En ik moest wel

Heel slim zijn wilde ik het allemaal overleven, voor
Het gemak kleedde ik me niet aan zodat ik ook
Terugdenk aan de tranen die ik vergoot toen ik na
Ruzies mezelf

Binnensloot of hoe ik eens een visje doorspoelde
Bij het verschonen van de kom, de vloer van de
Badkamer nat van en de brakke geur van bederf
En overlast

Nu staat de kat daar en kijkt alsof het gedrup een
Verloren speeltje is dat hij zo dadelijk kan pakken
En vanuit de aangrenzende kamers klinkt hun
Gemompel dat ze heus geen loodgieter zijn

Zelluf twijfel ik andermaal aan geschiktheid voor
Het leven, ik draag niet voor die middag vanwege
Andere prioriteiten en het verkilde lijf mist het
Halve brood