Als er geen sprake is van weggeweest zijn, dan
Ook geen thuiskomst, geen warm

Onthaal, geen stil verwijt, geen opengeslagen
Bed, niet beslagen ter

IJs, sowieso halen we de trap niet maar dalen
Neer tussen

Vloer en voorgeborchte, de hemel als getuige
Ver daarboven, dan

Zachtjes duwend tot bovenaan, de lakens nat
Makend, stille

Triomf over giechelende geesten die tussenbei
Komend, alleen maar

Verzwolgen worden, hij mijn god, dan ik zijn
Godin, een ander

Welkom voor een andere aanwezigheid, dat je
Glijdend over de

Trapleuning voortaan de weg neemt en voor de
Derde tree met een boogje springt