Gewend aan de schaduwen in deze boomhut, het gekreun van de
laatste takken, het suizen van de wind, struikelen

we af en toe over het wasrek, de zak met oude kranten, een niet
opgeruimde schoen en iets dat in de weg staat bij de

vertrouwde route zodat we naast het tasten naar de muur nu ook
met onze voeten moeten zoeken naar ongeregeldheden

die zo half slapend voor rare sprongen zorgen. De onderbuurman
is al wakker, het licht van het huis in de straat beneden

schijnt fel, ook in die orde van grootte lijkt vanmorgen opeens iets
anders. Terwijl ik altijd de eerste wil zijn, een kinderachtig

genoegen dat alleen op deze halve cirkel van toepassing is, zo ver
zien we niet, moeten we nu iemand of iets inhalen,

haast maken, misschien gewoon het licht aandoen en ons werk en
de was vouwen en schoenen aantrekken en ruimte maken.