Hij zegt dat hij onmisbaar is. Niet voor mij maar voor het project.
Onder tafel staan zijn voeten stevig, de schoenen zijn
gepoetst. Boven tafel dansen druppeltjes die uit zijn mond komen
als hij praat, ik zie ze in het zonlicht, ik zeg dat
niemand onmisbaar is. Het opmerkelijke is niet dat zijn levensdoel
blijkbaar veranderd is, dat doet het om de twee
weken, maar dat hij zo overtuigd is van de noodzaak van het zijn.
Het is een soort afkoopsom van de kwalen die hij
heeft, een bezwering voor het ouder worden. Hij bladert in mijn
boeken, weer zie ik die druppels, straks haal ik overal
een doekje overheen. Het is een inmenging die ik niet wil, een storen
op een maandagmorgen. Hij schuift zijn lege beker
naar me toe, ik vul hem nogmaals. Hij komt niet achter me aan, ook
dat is nieuw. Mag ik ze lenen, vraagt hij, nee, zeg ik.
Reacties door alja
vaak ongewild
dank Frank
het verkeerde perkje
bij alles dat W. vertelt, zegt hij 'maak daar maar ...
hoe lief tegelijkertijd
dank Leonore
de 2e column voor de site van Pom Wolff
Hij is er nog, speelt piano en leest! Dank voor ...
mijn veiligheid
ik houd in alle opzichten meer van het suggestieve, x