En bijna is het tegen me aan kruipen in plaats van tegen me aan
praten en bijna is het alsof hij echt daar ligt en

bijna is het zijn warmte en niet van die van buiten, een bui die
boven me hangt en zich op me stort. En misschien

kunnen we daarna slapen en hoeven we niet alle stekkers uit de
stopkontakten te halen en de vingers

in de oren te stoppen, misschien ook houden we echt van elkaar.
Dan is er een klikje en een lichte bons, glijdt hij van

zijn stoel en ik in het lege bed, hangt er een stilte die verontrust
tot het in de ochtend echt begint met regen en zacht

gerommel en de deken gewoon over het hoofd gegooid wordt en
niets meer belangrijk is dan niet te horen wat er

echt gebeurt, adem te halen vanuit een heel kleine wereld zonder
een fluwelen stem die zegt dat het zo voorbij is, heus.