Je spuugt wat eigentijdse woorden uit, leunt daarbij naar voren
zodat het publiek je bijna voelt, doet zes gedichten

in plaats van de afgesproken drie, hebt je accessoires voor je
uitgespreid en bent een dichter en de mevrouw die

aarzelend maar glunderend aan de zijkant staat, klapt in haar
handen en beweert nog nooit zoveel moois te hebben

gehoord. Ze lijkt op de oudere medewerkster in de kiosk van
ons spoorwegennet die goedmoedig drie pubers

toelacht en dom zegt ‘lekker he’ terwijl ze tegen de waar aan
schoppen en hun sigaret in de kom van hun hand

houden, ach het zijn maar kinderen. Een man zit wijdbeens in
een korte broek te kauwen met bolle wangen maar

gelukkig is het natte gras zo prachtig groen dat de andere kant
opkijken bij alles het prettigst alternatief is.