Ze stelt regelmatig dezelfde vragen, zit ik weleens op het balkon,
waarom fiets ik bijna niet meer, is de vriendin van

de middelste nog wel zijn vriendin en hoe oud zijn nu ook alweer
de kleinsten? Lees ik wel eens poëzie en hoe vaak

reis ik naar de hoofdstad en waarom ook weer en wanneer ga ik
met pensioen en heb ik wel kontakt met mijn buren?

Als altijd maakt het me rebels, verzin ik geruststellingen die niets
met mij te maken hebben en denk ik pas na afloop

na over de werkelijke vraag: waarom zijn we zo verschillend, kan
ik me niet aanpassen en hoezo wil ik niets in retour

weten? Een gesprek met een totaal onbekende in een treincoupé
loopt soepeler, een vreemde geeft eerder een

compliment en als ze me zou lezen, zou ze zich niets hoeven af
te vragen, dan wist ze immers alles al.