Vandaag is het de mist die om de boomhut hangt en zelfs even
binnen haar wanden, boven deze letters en om

mijn hoofd, als een aarzeling te beginnen en waarmee dan terwijl
dat al jaar en dag hetzelfde is, als een weigering

me de droom te herinneren en iets van betekenis te zien in de
details, een zacht protest en nauwelijks hoorbaar,

haar heel lichte ogen met in de ene een vlindertje van groen en
daaronder het gezicht vol sproetjes, een voorbije

zomer die nog moet beginnen, dat even rust in mijn armen, wangen
warm, en ik niet meer weet waar het gesprek begon

of waarom ik vertelde, het ontstaan van een vriendschap, het
woord, en mijn melkwitte huid en mijn verwaaiend

haar en alles wegstrijkend alsof de pijn daarmee verdween en
iets van lichtheid terugkwam, huppelend op de weg