Soms is er in de nacht geen snurkend varkentje, schattig roze,
geen eiland dat wiebelend de ruimte vult, geen

baby in welk wiegje dan ook, maar een achterovervallend kind
dat mij en ons ontkomt, een enorme diepte daarachter

en een verdriet zo groot als dat gat. Vaak is er een gil, praten
we in onze droom en proberen iets tegen te houden

dat sowieso onherroepelijk is. Geen witte Kerst maar het rood
dat als lievelingskleur van de allerkleinste op elke kleur

spat, voetafdrukken in een onherbergzaam gebied en een enorm
gemis door een kleine vorm van onoplettendheid, mijn

schuld, en er is niets aan te doen dan opstaan en alsnog handelen
maar niets vinden, niet hier. Terug sluipend verdwijnen

we nog even in een warme hand, dekens omwoeld, en een lente
buiten, een zacht briesje en borden vol heerlijk eten.