Niet de deur uitgaan zonder ons aan te melden. Dat ene lampje
op de werktafel aanknippen, de laptop naar ons toe

halen, de klep openen, zeggen dat we zijn wie we zijn en dan
wat vingeroefeningen terwijl de tenen onder tafel

zich krullen en strekken, het hoofd van de ene donkere vlek
naar de andere beweegt en we tussen beide ramen

en uiteinden de lantaarnpalen van buiten zien spiegelen. Het
lijkt nat, onbewoonbaar daar, verlaten en ver.

Zo willen we het ook. Kraaiende vogels tegen de rand van de
boomhut zijn de enige getuigen van wat

beweging achter het glas, alsof hun geluid datzelfde betekent:
hallo, hier zijn we, we gaan nu aan de slag. Even

proberen we te krassen, te tuimelen, te vliegen, ons doel is de
kerktoren van het oude dorp en dan zeven rondjes.