Ze praat met de vogels en de struiken, de planten en de regen,
op fluisterende toon, ze zorgt dat niemand anders

haar hoort maar zo regelt ze de dingen. Ze vraagt de meeuw
op de kade of hij de veerbaas wil halen om naar de

overkant te komen en ze vraagt de bloemen hoe of het gaat,
hallo huis, zegt ze, bij binnenkomst en de muren

lijken even te buigen of opzij te gaan, ze stapt door ruimtes
met al haar vriendjes en voelt zich minder alleen, dat

is het, en ze krijgt alles voor elkaar. De pont neuriet, het water
zingt, de kraai heeft het antwoord en de roffelende

regen huilt haar ramen nat. De tafel geeft een klopje terug,
de spiegel knipoogt, er verschijnt een tere stengel

en een knop en op een ochtend een oranje bloem terwijl ze
die nog wel per ongeluk overgeslagen had, hallo!