Wanneer veranderde het park in een stinkende afvalberg, een
afwerk- en verzamelplek, een losse honden feest,

stilstaand water langszij, de bloemen in herfsttooi alsof er ooit
en eens en kort hiervoor nog sprake was geweest van

bloei en lente en frisse lucht en wij rondjes liepen met blote
enkels die zich lieten strelen door? Wanneer

lagen wij in het gras en deden de ogen dicht en hebben we dat
wel eens gedaan? Van het ene veld naar het andere

en dan springend en bijna verliefd of rennend door het schemer
en doen alsof we niet bang waren voor welke

schaduw dan ook terwijl we nu alleen maar rechtdoor willen en
zo snel mogelijk dit verdorde land achter ons laten

en de handen in de zakken houden en verzinnen welke boodschap
nog en welke andere route morgen.