Hoewel hij uren daarna in een geel, pluizig pak de stad door hupt,
zie ik alleen het strak gesneden pak en de zachte

schoenen en zijn ernstige blik en het prijskaartje aan beiden. Zijn
ogen achter de brillenglazen en die magere vingers die

langer dan ooit lijken en hoeveel kleiner ik word. In de spiegel
maken we foto’s waarop ik bijna helemaal verdwijn

achter hem, we lachen. Daarna zitten we uren op een donker terras,
herhalen het begin en dat wat hij liever ongezegd laat.

Op de feestdag zelf mag ik niet langer dan vijf minuten samenvatten
wat het leven tot nu toe voor iets was, hoe hij haar

ontmoette en het vervolg, een grapje over zijn ambitie wellicht en
het brein waaruit alles ontstaat. Nou ja of zes, zegt hij.

In stilte teken ik protest aan. Ik denk dat ik een hele dag nodig heb
om tenminste iets toe te lichten en weet dat ik ga huilen.