Hoewel we dezelfde route afleggen, is er niemand.
Niets in de bocht van de weg, niets bij
thuiskomst. Hoewel we hetzelfde tempo aanhouden,
houdt niemand ons bij, haalt niemand ons in.
Zelfs het kind op het fietsje met zijwieltjes niet, hij
blijft rondjes rijden op het kerkplein. Het
uurwerk is uit de toren gehaald, we kunnen niet meer
meetellen, we zijn er niet al bijna of nog niet
helemaal. In het lege huis staat de kachel laag, de
ruiten zijn koud, zwart glimt het niets
ons tegemoet. Het ruikt naar vroeger, naar koffie ook
en naar onszelf. We halen onze neus op.
We zijn niets veranderd en toch. De takken van de bomen
wachten op onze groet. Hand tegen het glas.
Reacties door alja
vaak ongewild
dank Frank
het verkeerde perkje
bij alles dat W. vertelt, zegt hij 'maak daar maar ...
hoe lief tegelijkertijd
dank Leonore
de 2e column voor de site van Pom Wolff
Hij is er nog, speelt piano en leest! Dank voor ...
mijn veiligheid
ik houd in alle opzichten meer van het suggestieve, x