Ik zei ‘misschien als het droog is’, ik zei ‘misschien als het
niet meer waait’ en ik bedoelde

nu niet maar morgen en eventueel. Hoe we eerst de tocht
naar beneden moesten maken langs al die

deuren en dan hoopten dat we niemand tegen zouden komen,
dan in de kelder zouden staan en in de banden

zouden knijpen en het stuur recht van die rode fiets en dan
duwend de eerste trap zouden nemen met het

geultje rechts en links en dan bovenaan de deur tegelijk open
en het gevaarte erdoor en net op tijd alvorens

de deur met een zwaai weer dicht zat en dan nog checken of
alles aanwezig was mezelf incluis en al die

tijd terug willen naar dat hok boven waar alleen ikzelf was
en het scherm nog oplichtte en de boeken nog zuchtten.