De twee vingers zaten aan een hand die uit een witte jas
stak, we zaten op plastic stoelen die ons

lijf omsloten, weliswaar in kleur, het mintgroen en hard
roze dat eraan deed denken dat we na afloop een

ijsje konden krijgen of een kadootje uit een grabbelton,
en voordat hij ze kon strekken en me aan kon

raken, alsof het terloops was en niet onderdeel van een
behandeling, fietste ik door de velden die

leeg nog alleen een lint vertoonden van passanten met
gruwelijke haast en dito plannen wellicht en

lichten die op groen sprongen zodra mijn voorwiel over
de streep kwam. De eerste minuten waren altijd

voor de poëzie, licht hijgend nog en met de dauw uit dat
lege veld druppend uit mijn haren op dat groen en

roze.