Er is nog een pamflet versierd met harten en slingers, schetsen die
later zo gewoon werden en zijn kopieën waren, een

rijmpje en drieënveertig kussen voor mijn pappa met wie ik toen
nog zoenen wilde, er is nog een ieniemienie

briefje, opgevouwen in vieren, in een doosje met plakkertjes die ik
onder mijn moeders kussen had gestopt, er

zijn beelden van bananenbootjes, schoenendozen met soesjes en een
half struikelend kind, indianentooien, klappen in

je handen, er is nog een taart waarvoor gezongen wordt, wankelend
op een stoel, in the cloud zwerven zoenen die

ooit precies op het tijdstip binnenkwamen bij stateloze liefjes, een
gedicht als een sinterklaasrijm voor hen die

dachten niet van poëzie te houden, een hele bundel zelfs op het moment
suprême, maar vanmorgen is er

wind tegen, een oplichtend schermpje, muziek in de verte.