O om een keer nog, voor de allerlaatste keer dan, te schrijven over
dat niets dat daar nog ligt, het zwart dat zich maar

niet tot andere kleuren beweegt, een minnaar die uitstelt, loom en
naargeestig en misschien wel met opzet, een

kuil in het verlaten bed. Om nog eens terug te komen op, zonder zwaar
te zijn of gewichtsloos zelf, de stappen duidelijk

en een voor een, voetafdrukken onder het vertrek. Om te lachen ook.
Hoe we ons vergisten in afstand en afmeting,

de zee als lucht en de wolken als haastig neergestrooide bloesem en
nog iets overhielden in onze handen. Hoe

armen zwaaiden en recht voor zich uit ons hielden tot we giechelend
en misselijk half vroegen om genade, toe, nu,

of de laatste keer, echt de allerlaatste. Om te schrijven over nabijheid,
het terughalen van die laatste mens en onszelf.