Die toevalligheden. Elders te moeten zijn maar me afmelden en
dan thuis te lezen over die plek waar ik had moeten zijn.

De naam verlokkend, een paradijs belovend en plastic bekertjes
met limonade, vlaggetjes over een zompig terrein en

tikkende tentstokken die nooit compleet waren, wachten op je
beurt bij hokjes die niet tot onderaan sloten en niet

alle bordjes bezet maar wel overal voeten zien uitsteken op flip
flopslippers. De toen nog droeve D. kwam

daar terecht na een ongelukkige scheiding, vermeldt het boek
van K. dat ik lees. De storm om de boomhut neemt

net iets af, het dak van een pretentieus stadion stort in, het gekraak
is overal te horen. Ik zag beelden van

wielrenners die over elkaar heen gleden in plaats van naast elkaar
maar er was een winnaar. D. vond een vrouw in de kantine.