Mijn deelneming naar een adres dat ik nooit mocht gebruiken,
waarvan de voordeur slechts een keer geopend werd

om mijn cadeautjes naar buiten te gooien, te schelden en het
bonzend geluid te reproduceren dat bij ongewenste

inmenging hoorde. Als ik mijn best doe komt het telefoonnummer
vanzelf naar boven, mensen onthouden de gekste

dingen, het sproetje rechts op de grootste borst of hoe haar eten
allemaal op een lepel werd geschoven en ze toch

nog morste. Ik noem op de enveloppe een hele familie en vouw
dit keer geen eigen verzinsel, geen vliegtuigje, er is

geen gedenkteken dan de standaard kaart, licht glimmend en met
een grashalm in een verlaten duin en mijn naam

is volledig, het handschrift zelfs bijzonder net. Nog steeds denk
ik vooral aan haar en woont hij elders blijkbaar.