Het begon altijd in de zomer. Ze wilde vragen hoe deze heette
en of hij wel voorzichtig deed maar dat

deed hij nooit en zij was nu even zijn zusje en zusjes bemoeiden
zich in de regel niet met dat soort

dingen. Er was niets veranderd, zei hij, dat was nu juist het punt.
Als hij opnam, klonk het alsof hij

een wedstrijd had gewonnen, zij kende ongeveer de prijs. Hij
maakte voortdurend zijn krullen nat,

droeg een zondagse broek bij het wegbrengen van het vuilnis
en rook naar goedkope chique, een plaats

als Amstelveen. Tegen de herfst was het allemaal een goede
grap. Hij moest denken aan zijn toekomst, dat

was het. Familieleden hadden nu eenmaal de neiging je te stevig
vast te houden. Gelukkig leek ze niet op hem.