Nooit gedragen jurken hangen te wachten in een gesloten kast
alsof het meisjes zijn die op een eerste kus hopen.

De een giechelend alsof ze bijna van de hanger glijdt, licht
gekreukt van zichzelf, de ander strak en

keurig alsof ze nadenkt alvorens te dromen. Er is een die alleen
maar rood opgloeit, een ander die met paarse rand

een heel bloemenveld laat uitkomen, ook rollen er stippen uit
het hout vanachter de deuren, ze bonken zachtjes

tegen de panelen. Van de een is een los draadje uit de mouw
zichtbaar, de ander een kleine scheur onder de oksel.

Een heeft een ruisend lange rok die zich nestelt tegen de bodem
terwijl een ander heel brutaal en uiterst koket

pronkt met een verderfelijke lengte alsof tegen de moeder de
tong wordt uitgestoken. Zij draagt alleen maar zwart.