Dat ik dan achterover zou vallen op zijn bed bovenop een
nest jonge muisjes want als hij muizen heeft,

wonen ze natuurlijk ook daar, en niet zou klimmen op een
stoel en zou gillen maar liefdevol ze

toedekte en lachte en zou kirren van schattig en hoe lekker
warm ze daar lagen en dan opzij zou rollen

en in zijn krullen de beestjes zou zien lopen, heuvel op en
af, een ware speeltuin van plezier. Hoe op

deze gedachten te komen terwijl de plek niet eens open is,
er een roestig hek staat om de attracties, regen

over de toestellen sijpelt als zweet over mijn lijf, het nacht
is nog en dromen niet alleen fantasieën zijn maar

brokjes uit de dag ervoor zoals dit gedicht zich ophangt aan
een enkele regel of woord van gisteren.