Er is een jongen die de schaduw boven mijn hoofd weghaalt,
gewoon in stukken knipt, daarna wegfietst.

Er is een huis vol met katten die overal vandaan komen, ze
schreeuwen en krijsen en vallen aan zodra ze

vanuit met sinterklaaspapier beklede dozen springen, mijn
kinderen vegen met bezems ze de tuin in, ik

ben vreselijk bang dat ik voor dierenmishandeling aangeklaagd
word maar ik weet niet waar ze vandaan komen.

Mijn waterhuis is vervuild, de baby praat net zo verstandig als
mijn moeder hoewel zonder zangerige toon, er

is de vader die mijn atelier herbouwt en lichten aanbrengt op
de juiste plekken. Angstvallig houd ik

de deuren naar boven dicht, er moet toch een ruimte zijn, denk
ik, die schoon en veilig is, ik bewaak ons allen.