Meidje, zegt de een en dat klinkt alsof hij me kent, me vagelijk
troost met iets maar tegelijkertijd als jong en

onervaren weg zet, zo kijkt hij ook naar me: het is heerlijk al
mijn eten maar ik ben een idioot dat ik het hem

voorschotel. Dat terwijl ik niets laat zien verder, ik zorg dat de
gekleurde lijnen over mijn vel niet uit mijn mouwen

kieren, dat mijn borsten niet voorover tuimelen in zijn soep,
dat mijn woorden niet aan de muur hangen en

zeker dat mijn beweringen eigenlijk vragen zijn die hij moet
bevestigen, toch? Ik zou nooit jochie kunnen zeggen.

De ander prik ik in zijn zij, we knipogen, ik sla een bladzijde
open en zomaar vloeit iets blauws en roods uit

mijn shirt, wat is het eigenlijk voor soep, vraagt hij en of hij meer
mag en of ik nog iets gewonnen heb laatst?