In competitie met onzichtbare grootheden lever ik na een
dag mijn bibliotheekboek in alsof achter de spleet

in de muur een man staat met potlood in de hand die mij
afstreept in een tabel met veel rood en ronde

cijfers. Zo typ ik ook in het donker voor onbekende hordes
uit om maar de eerste te kunnen zijn en daar te

arriveren voordat iemand anders het doet, laat staan voordat
zij mij missen. Het is het persoonlijk maken van

een praktisch feit: mijn vader meende dat er een vrouw zat
in zijn auto die precies wist waar hij heen ging

en verwonderd over haar gave, volgde hij haar aanwijzingen
voor de goede richting, ze had zelfs een

bekende stem. Dus maak ik een ieder getuige en familie en
voer een wedstrijd aan die nooit uitgeschreven is.