Verlegen zal hij zich verstoppen tussen deurpost en kapstok,
tussen speelgoed en boekjes, dierfiguren op het venster,

achter zijn broertje, zijn moeder, de wagen in de gang, zijn
handjes, ik zal vanuit het zwarte scherm

stappen en opeens kiekeboe roepen en pas op de grond, naast
de zojuist aangelegde spoorlijn, aanraakbaar zijn en

echt. Dan zal hij mijn naam noemen en combinaties maken
met banaan, baby en het mannelijk gezelschap dat

eveneens over de grond kruipt en stoomgeluiden maakt, de
trein vertrekt, er zijn heuvels waarover en tunnels

waaronder door en bij zekere aankomst wordt er gekust, lippen
tuitend, en gegiecheld, zeven plastic kippen

naast de overgang, broodkruimels op de wissel. Daarna lezen
we, verslaan monsters en meten onze neuzen.

(de komende dagen zijn wij overzee)