Het spreekt voor zich.
Hoe distels over paarden praten.
Wat ongebleekte katoen de maan te zeggen heeft.
Het is me helder.

Echter.
Wat zou een potlood aan de zon willen zeggen.
Wat vraagt de ochtend aan de avond,
als de middag er niet telkens tussen zat.

Wat zou het onderbewuste,
het bewuste willen laten vergeten,
als het niet vergeten was, hoe vergeten ging.

Waar zouden schaamte en dauw
elkaar willen ontmoeten.
Waar ligt het breekpunt van een kindertraan.

Wat zou liefde lust willen vergeven
als alle vragen niet zouden worden verzwegen.
Waarover oreren het onbekende en onbegonnen werk
na hun tweede Tinder-date.

Wat vraagt het knoopsgat aan de container,
het priemgetal aan het breekijzer en
de volgesneeuwde fietstas aan de wereld.

Waarover wil het gevoel spreken
als -het vergetene- zichtbaar was.
En wat wil het gesprokene voelen
als het de woorden vinden kon.

Waarom ik het wil weten, ik weet het niet.
Of ik het wil weten, ik heb mijn vermoedens.

Hugo de Haas van Dorsser, Wordbites, De dingen,
uit: Aan alles komt een begin (De ander)