Huiswaarts spoedde ik om haar mijn verhaal voor te leggen,
mijn mamma zou mij verwachten, nieuwsgierig zijn naar
het vervolg, haar kritische vragen stellen, het

hoofd schudden, met koele hand mijn truitje recht trekken
onderwijl en wijzen op de losse zoom uit mijn jas en ik zou
in het voorbijgaan het nietapparaat van mijn

vaders bureau pakken en de losse stof aan elkaar hechten.
Dat hij daar niet zou zijn was vanzelfsprekend. De volgende
keren zou zij dan licht meewarig het hoofd

schudden om zoveel armoede en zulk impulsief gedrag en
ik, een weinig trots op kleine baldadigheid, in verzet tegen
haar zorgvuldigheid, zou uit het zinsverband

stappen en naald en draad ter hand nemen en teruggaan en
alles herstellen zoals het hoort. Een kring van schrijvers hield
mij tegen en wees op samenwerking en overleg,

mijn moeder had zich vermeerderd blijkbaar maar geen van
hen was zo lief als haar en ik legde moeizaam uit dat ik het
alleen wilde doen, alles en altijd. Ik legde

de jas over mijn schoot en streek over haar panden en zag
toen minuscule steekjes die keurig netjes de twee helften van
de onderkant bij elkaar hielden, rij op rij.