Hij voelt alleen maar, zegt hij, rolt door de kamer zoals
heel vroeger, stoot zich nergens aan, klauwt

als een groot beest langzaam en traag en genietend,
uiterst genietend, door mijn gangen, zingt

en eet en alles dat hij doet wordt groter als zijn lijf en
alles dat hij zegt en zingt wordt groter in

mijn lijf. Mijn strakheid verdwijnt, mijn afgepast maal,
mijn tijd waarop, mijn tijd waarin. Bij

het draaien aan de volumeknop zet hij mij open, bij
de eerste woorden het eerste drinken het

eerste oordeel het eerste teken en belooft hij zoveel
meer en beweegt mijn haar, dan mijn hoofd,

dan mijn armen, dan mijn benen, dan ikzelf en gilt
hij nu: ons eigen koningsfeest, ons!