Misschien een gevaarlijke redding: een woord,
dat ruimtes maken kan en breken,
niet in de bevroren vorm, het einde,
maar in het ogenblik van vertrouwen,
de onbegrepen handeling,
het onbeschrijflijk ritueel.

En meer dat zich niet laat beschrijven
dan in wat zich laat raden:
een vrouw verborgen onder een regel;
een stad of zee na een leesteken, – zelfs
het niet-te-noemen leesbaar in weerwil
van drukinkt en van papier.

Om wat men dodelijk mist
en om de hoop die keer op keer
doet leven.

Hans Andreus, Gevaarlijke redding,
uit: Ik hoor het licht, bloemlezing Jan van der Vegt