Op die ochtenden dat je nog even wachtte tot de dag
beginnen zou, je niet verroeren wilde en

alleen het licht toeliet dat zich door de kieren heen
wurmde, alleen de bijna koude lucht door

de spleten en hoe je daarna aarzelend links van je met
je hand over het laken ging tot je stuitte op

zijn aanwezigheid en dan eerst je vingers sloot om de
zijne en dan je hoofd draaide, het haar

golvend en keek naar zijn krullen die tot naar beneden
voor het oprapen lagen, dan je lijf

naar het zijne keerde, je vingers een voor een bevrijdend
bovenop hem klom en daar wachtte tot

de dag beginnen zou, je alleen het licht toeliet dat zich
vanonder je door de plooien heen stootte.