Ik herinner me Sara. Dat is alles. Ik hield haar geheim
tussen buikwand en hartslag, onder de borsten en

in mijn oude handen, ik hield mijn benen gesloten en
soms kroop ik met mijn voeten omhoog, tegen

de wanden op en dacht dat ze dan naar boven zou zakken
en nooit zou verdwijnen. Ze kwam in mijn

mond terecht. Soms eet je terwijl je huilt. Er waren
bloemen van stof op het oude behang die

bewogen onder mijn tenen. Ook hing zijn hoofd soms
daartussen. Hij drukte mijn armen naar

achteren en kwam steeds dichterbij, zwaar en hijgend.
Zodra hij sliep, vouwde ik mezelf om

borst en benen en schaduw, stal zijn adem, kuste hem
en verzon haar namen: meisje, mijn.