Zonder vooropgezet plan te beginnen aan een bestseller,
waarvoor ik overigens geen lidwoord plaats en die ik per
dag in titel uitbreid met een nummer zodat ik

er nu al negen op mijn naam heb staan en alleen om de
dienstdoende ambtenaren gerust te stellen dat er heus wel
met mijn professie iets verdiend kan worden,

is bijna hetzelfde als nog niet helemaal wakker aan het
gedicht van de dag te beginnen, buitelend van halve droom
naar wens en nog niet struikelend over

wending en bedoeling en wie die persoon in het midden
was. Gewoon aan te vangen met dat wat blijkbaar voorin
het hoofd ligt ongeacht de staat waarin en

of het daarom vraagt: zo hebben wij een tuinman en een
kunstenaar, een dode en een dochter, een kroonluchter en
vele blikken verf die vanuit nummer negen

zomaar in dit versje staan terwijl niets daarvan rijmt met
de lege takken voor dit huis, het ene zwarte nest dat
zwiepend haar inhoud verliest of de pappa’s

die rennend hun kinderen naar school dragen, of het moet
de schrijver zijn die centraal haar handen spreidt en zachtjes
danst over de zwarte toetsen en roept: tien!