Hij stond in een lege kerk en droeg voor zich, als het zwaard
uit een film, een tl buis vol licht. De linkerdeur

van het enorme gebouw was open en vanaf de straat zag ik
hem knikken. Ik had vaker langs hem gefietst,

stapte af en liep met de fiets naar binnen. Daar was hij opeens
de arts met wie ik jaren bevriend was, met

wie ik brak toen mijn pijn toegeschreven werd aan verdriet,
ik op de vloer gleed buiten bewustzijn. Ik was

weggegaan met de belofte nog wel eens langs te komen, daar
was ik dan. Daarna werd hij weer zichzelf, legde me

iets uit, verloor de conclusie, werd driftig, zwaaide met de
lichtstang, de kerk werd een kamer, zoveel

kleiner. Steeds dacht ik eraan hoe ik hem moest zeggen dat
het geloof verloren was, dat ik niet weer of

opnieuw terwijl ik voelde dat ik zou wachten tot hij me raakte
met zijn lichtpunt en verloste hoe dan ook.