Sommige beelden haalde hij regelmatig naar boven,
bewerkte ze opnieuw alvorens hij ze weer opsloeg,
herinnerde zich niet meer de oorsprong of

aanleiding en dacht diep na over dat wat hij zou
moeten onthouden. Soms werkte hij een vlekje weg
zoals oudtantes kwebbelend op

de achtergrond, het sproetje op mijn linkerborst, de
Trabant van zijn vader. Hij zette horizonnen recht,
bergen met de punt omhoog,

vensters open met uitzicht op het kleinvee. Soms liet
hij de zon schijnen. Verdacht vaak kijk ik volledig
tevreden. Hij heeft veel meer

bewijzen dan gedacht maar ook veel meer aanklachten.
Zo stond de muur achter mij daar gisteren nog niet
en is de zilveren streep tussen mijn

benen een riviertje in een ondergronds dal, er bestaat
geen kaart van dat gebied, de ogen van zijn moeder
priemen als wachtposten vanachter haar

glimmende bril en opstuivend zand doet snelheden
vermoeden die nooit gehaald werden. En bovendien
lachen zij nog steeds.