Twee maanden lang roerden beurtelings haar linker-,
dan haar rechterhand zich in een bak met
ijskoud water die behoedzaam vaak maar soms driftig
van nijd op haar bedplankje werd gezet, af en toe
waren haar dekens nat of lag ze een halve ochtend in
een doorweekt shirt maar de bak stond er,
haar hand waaierde uit in het water, ze sloot haar ogen
en genas. Drie maanden daarvoor
hadden ze haar uit haar woning getild (‘o, die sterke
prachtige mannen’), uit haar jurk geknipt,
haar ontdaan van ondergoed en meer teveel en hoorde
ze haar moeder zingen. Die mannen
kende ik, die moeder ook, maar zij was het die ik nooit
eerder had horen getuigen van Zijn Heerlijkheid.
Ze kuste hard, sigarenrook in haar haren. Val niet van
die zeven trappen tegelijk, zei ze.
Reacties door alja
vaak ongewild
dank Frank
het verkeerde perkje
bij alles dat W. vertelt, zegt hij 'maak daar maar ...
hoe lief tegelijkertijd
dank Leonore
de 2e column voor de site van Pom Wolff
Hij is er nog, speelt piano en leest! Dank voor ...
mijn veiligheid
ik houd in alle opzichten meer van het suggestieve, x