Terwijl ik hem het verlangen schrijf of de herinnering,
voel ik hoe hij achter me kruipt, zich

tegen me aan vlijt, zijn ene arm over mijn buik, de
ander onder mijn hoofd door waar mijn hand

dan zijn hand al gepakt heeft. Ik voel de warmte van
zijn huid, de wirwar van haren, de

adem, zijn rustige hartslag, kleine hoge voeten tegen
mijn rusteloos schuivende. Zonder

hem te zien, weet ik me hem. Zonder hem te nodigen,
ken ik hem en voeg een nieuwe nacht toe

aan de honderden daarvoor. En hoewel hij niet praat en
soms ook nauwelijks beweegt en alleen

de kuil in het bed hem verraadt, is zijn aanwezigheid
meer dan het alleen zijn van ervoor.